“Ge moogt dat weten van mij: ik ben een Club Brugge-fan. Altijd geweest. Maar nu zeg ik het met schroom. Zondagavond dacht ik: Wouter, tijd om een nieuwe club te gaan zoeken.” Aan het woord is Wouter Van Bellingen, oud-politicus en ondernemer uit Sint-Niklaas, en destijds de eerste zwarte schepen in Vlaanderen. “Ik was beschaamd, jong. Het deed pijn. Ik voelde de pijn van Vincent Kompany.”
Daar stond de trainer van Anderlecht, het Belgisch voetbalicoon, na de topper tegen Club Brugge. Met een microfoon onder zijn neus, een krop in zijn keel en bijna tranen in zijn ogen. Een wedstrijd lang was hij uitgemaakt voor bruine aap. Hij was gedegouteerd en teleurgesteld. Die racistische roepers in dat Brugse stadion hadden zijn emmer doen overlopen. Een emmer waarin het voortdurend druppelt, voor elke gekleurde mens in ons land, zegt Van Bellingen.
“En het blijft zeer doen. Elke keer. Eigenlijk is het een trauma. Elk racistisch voorval is een kwetsuur. Kwetsuren genezen. Maar het blijven littekens, die nu en dan weer worden opengereten. Dat is wat er met Kompany is gebeurd. Niet eventjes, maar een hele match lang. Dat is bijna een marteling, hé. Ik ontwijk het soms. Ik kijk naar sommige series of documentaires niet als ik weet dat er virulent racisme in voorkomt. Om er niet mee geconfronteerd te worden.”
Lelijke berichten en bedreigingen
Wordt hij er nog vaak mee geconfronteerd in zijn dagelijks leven? Hij schiet in een schaterlach. Het duurt even voor hij eruit raakt. “Maar wat een vraag, toch. Ja. Ik word morgen niet ineens wit, hoor.” Maar het heeft geen zin om dat soort anekdotes te blijven oprakelen, zegt hij. Hij voelt een zekere moeheid om er telkens opnieuw over te spreken. Het is een moeheid die doorschemert bij meer gesprekspartners.
Een gekleurde bekende kop zegt het zo: “Hoe belangrijk ik het ook vind om het over dit onderwerp te hebben, ik durf er niet goed op in te gaan. Elke keer als ik het wel doe, stroomt mijn mailbox vol met lelijke berichten en bedreigingen. Daar heb ik even geen zin in. Zeker niet met de kerstdagen in aantocht.”
Paul Beloy, die in de jaren 70 een van de eerste zwarte voetballers op Vlaamse velden was, en meer recent het boek Vuile zwarte schreef, over racisme in het voetbal, is het heel duidelijk moe. “Hierover praten heeft geen zin meer. Ik praat er al jaren over, en ik zie geen enkele verandering. Waarom bel je me trouwens nu, en niet wanneer Aboubakary Koita van Sint-Truiden wordt beschimpt? Denk je dat dat minder erg is voor die mens, voor zijn kinderen, voor zijn gemeenschap? Nee. Maar pas als het de grote Kompany overkomt, komt er reactie. Let op: ik bewonder Vincent Kompany, en het is dankzij hem dat er iets beweegt. Maar het punt is dit: ondertussen is het bestuur van de Pro League nog altijd even wit. Is dat een weerspiegeling van de maatschappij? Nee. Dus doe daar iets aan, in plaats van aan mij te vragen wat er moet gebeuren.”

Gefrustreerde ouders
Wouter Van Bellingen kent het gevoel. “Je kan blijven incasseren. Je kan het blijven verdragen. En dan denk je: wat moet ik nu nog meer doen? Vincent Kompany heeft zich afdoende bewezen. Hij heeft zoveel gedaan voor dit land. Hij is een voetbalgrootheid. En ik kan geloven dat hij zich zondagavond opnieuw voelde als een jongetje van twaalf dat beschimpt wordt.”
En Kompany hééft het meegemaakt als jongen, zegt Denis Odoi, die nu bij Fulham speelt, over het water. Net zoals hijzelf. “In mijn jeugd, toen ik bij Anderlecht speelde, gebeurde het vaker. Wij domineerden, wij haalden grote uitslagen. En dan waren het vooral ouders langs de zijlijn die gefrustreerd raakten. En wat ligt dan voor de hand? Kappen op de kleur van iemand anders. In het begin komt dat binnen. De eerste keren huil je. Maar na vijf keer heb je dat wel gehad. Racistische commentaar? Ik ben ermee opgegroeid, ik ken het al lang, en het doet mij niks meer.”
“Nu heb ik zelf kinderen”, zegt Odoi. “Als zij die commentaren zouden krijgen, mijn vrouw zou ontploffen. Zij is blank, zij heeft die ervaring niet. Ik zou zeggen: laat het vallen. Omdat ik weet dat de samenleving zo is. En ze zal niet veranderen.” Hij twijfelt even. Hij wil positief zijn. “Ik wil geloven dat de samenleving meer en meer divers wordt. Jonge Belgen groeien op met zwarten in de klas. Met Marokkanen, met Aziaten. Dat is hun straatbeeld. Op de duur wordt diversiteit een evidentie, voor opgroeiende jongeren. En dan wordt racisme misschien minder vanzelfsprekend.”
Roken op café
“Racisme zal blijven bestaan”, zegt ook Wouter Van Bellingen. “De vraag is: hoe ga je ermee om, als samenleving. Ik wil een analogie maken. Het rookverbod: was daar een draagvlak voor, op voorhand? Nee. Maar nu kan niemand zich nog voorstellen dat we roken op café. Sommige maatregelen moet je gewoon doorvoeren, omdat ze nodig zijn. Dus: neem maatregelen voor meer diversiteit. Zorg dat er meer kleur komt in de bestuurskamers van het voetbal. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid: van spelers, ouders, trainers, scheidsrechters én besturen. Ik was in 2007 de eerste zwarte schepen van Vlaanderen. Vandaag moet de tweede er nog altijd komen. Hoe is dat mogelijk? Er zijn genoeg instrumenten voorhanden. Gebruik ze. De tijd van actieplannen is voorbij, het is nú tijd voor actie.”
Hij lacht. “En als dit incident ervoor zorgt dat er nu effectief iets gedaan wordt, dan kan het nog goedkomen, tussen Club Brugge en mij.”
Jesse Van Regenmortel
Nieuwsblad